Bij een interview met een moderne en hedendaagse vogelfotograaf wordt vaak gevraagd: wie is je grote voorbeeld wat fotografie betreft. De naam die dan het vaakst genoemd wordt is van wijlen Fred Hazelhoff. Good old Freddy wordt gezien als de nestor van de Nederlandse natuurfotografie. En terecht. Briljant en jaloersmakend zijn zijn foto’s van vechtende korhanen in het boek ‘dierenrijk nederland’. De spread in ditzelfde boek van de vliegende velduilen heb ik als kind uren lang bekeken...
Rob Reijnen (een maatje van Fred) vertelde mij recent hoe deze foto tot stand kwam en dat is anders dan de omschrijving in het boek zelf, maar dat mag de pret niet drukken. Dit boek heb ik niet één keer, maar twee keer op mijn boekenplank staan, als eerbetoon. Een andere en meer recente naam die regelmatig wordt genoemd als inspiratiebron is Frans Lanting en nog recenter Marsel van Oosten. Een fotograaf die nooit wordt genoemd, maar die mij geïnspireerd heeft, is de minder bekende fotograaf Nol Binsbergen. Wie? Nol Binsbergen.
Zijn boek ‘Uit Neerlands Vogelleven’ kreeg ik van mijn opa, die dit boek redde van het oud papier. Mijn opa haalde oude kranten op voor de kerk, of beter gezegd voor de kindjes in donker Afrika. Als mijn grootvader een vogelboek of vogelblad trof tussen al het andere, dan legde hij die voor mij apart, donker Afrika ten spijt. Zijn opbrengst bestond meestal uit de Grasduinen van vier maanden geleden, een verregende Hart voor Dieren of het maandblaadje van Natuurmonumenten. Die ene keer ontsteeg het dat niveau; er zat een prachtig boek bij van de voor mij nog onbekende Nol Binsbergen.
Het is een oud boek met geel geworden pagina’s. Het boek is door uitgeverij Boot, ’s-Gravenhage uitgegeven in 1941, dus de foto’s zijn uitgevoerd in zwart/wit. Niemand minder dan Jac P. Thijsse schrijft het voorwoord van dit boek. Dit alleen al maakt het boek veelbelovend.
In het boek beschrijft hij uitgebreid hoe zijn foto’s tot stand komen. Hij is hier openhartig in, in tegenstelling tot de fotografen die na hem zouden komen. Die zijn over het algemeen niet zo openhartig over de making-off van hun foto’s. Nol wel. Nol kan daarnaast ook nog grappig schrijven. Hilarisch is het verhaal van de leden van een duivenmelkersclub die zich ergeren aan een slechtvalk die wel eens één van hun duiven slaat. De leden denken dat het om een sperwer gaat. Vervolgens schieten ze een torenvalk uit de lucht en denken daarmee de dader naar het kerkhof te hebben gestuurd!
Zijn meeste foto’s zijn nestfoto’s en dat vind ik geweldig, in die tijd was dat nog niet omstreden. De foto’s van een broedende waterral, een nachtzwaluw, een griel, een woudaap, noem maar op; je likt je vingers er bij af. Het hoogtepunt in het boek vind ik zijn verhaal over een bezet sperwernest dat veel te hoog in de boom zit om te fotograferen. De oplossing is simpel, de boom wordt omgezaagd, drie meter stam wordt verwijderd en de boom wordt weer op zijn plek gezet! In de boom tegenover de ingekorte boom wordt een schuilhut gebouwd en verrassend genoeg hebben de sperwers hier totaal geen moeite mee. Een indrukwekkende fotoserie is het resultaat.
Nol had er veel plezier in om zichzelf te portretteren met het onderwerp zelf. Op één van de foto’s in het boek staat Nol met stropdas naast een broedende woudaap! Verder zie ik Nol poseren met een morinelplevier op de Beer (was ik daar maar ooit eens geweest) en met een porseleinhoen. Juist dat poseren met een vogel heeft mij geïnspireerd: Een blauwstaart, een morinelplevier, een ivoormeeuw, een bosuil, twee haakbekken, ik ging er allemaal mee op de foto en dat dankzij het boek en de foto’s van de heer Binsbergen. En dankzij mijn opa natuurlijk!
Wat zou ik graag bij een nest van een woudaap poseren, uiteraard met een stropdas. Maar nóg liever zou ik mijn zelfportretten aan Nol laten zien. Om dan in gespannen afwachting die ene vraag te stellen…
“En, wat vindt u ervan?”