Er was eens een kabouter en die woonde in een fotogeniek bos. In dat mooie bos stond een heel klein huisje, daar woonde die kabouter in. Al jaren. Op een zonnige woensdagmiddag had de kabouter een ketel gekocht op de markt.
De ketel kreeg een plaats in de keuken van de kabouter. Vanaf het begin boterde het niet met de ketel en de pot die al een paar jaar in die zelfde keuken woonde. Vrienden werden ze nooit. Het kwam zelfs zo ver dat de pot de ketel verweet dat hij zwart zag (terwijl hij zelf toch ook aardig zwart was geblakerd). Hoe diep kun je vallen!
Steeds vaker hoor ik fotografen klagen over het gedrag van vogelaars. Vier voorbeelden:
- een fotograaf zag een vogelaar die met een zaklamp het weiland van de sneeuwuil zou zijn ingegaan, omdat het te donker was de vogel nog te zien;
- een fotograaf die vanuit de vaste schuilhut op te Holterberg zou veel last hebben van de (hard) pratende en samengroeperende vogelaars die op de Toeristenweg stonden. Zo ging het dag in, dag uit. De hoenders zouden hier zichtbaar op reageren;
- een fotograaf zou al uren bezig zijn de strandplevier van de Brouwersdam te fotograferen vanuit zijn auto. Een vogelaar met een telescoop kwam ‘al lopend’ vragen wat hij aan het fotograferen was. Met de nadruk op ‘was’. De strandplevier was namelijk weggevlogen;
- een fotograaf die op Lesbos toevallig ook een strandplevier fotografeerde, maar dan vanuit een schuiltent, vertelde het volgende. Tweehonderd meter verder op zat een steltkluut te broeden. Hordes bussen kwamen langs. De ene keer een bus vol met Engelsen, dan weer een bus vol met Italianen. Elke keer als er een bus stopte en de vogelaars uitstapten, vloog de steltkluut van zijn nest. Na drie dagen hielt de steltkluut het voor gezien, ze liet haar nest en eieren in de steek, om elders opnieuw te beginnen.
Steeds vaker hoor ik ook vogelaars klagen over het gedrag van fotografen. Vier voorbeelden:
- een fotograaf zou het weiland van de sneeuwuil met voeten hebben betreden, om zo nog een redelijk plaatje te kunnen maken;
- een vogelaar zou een fotograaf uit de vaste schuilhut hebben zien komen op de Holterberg, terwijl de hanen nog aan het bolderen waren. De hanen zouden zijn verstoord en zijn weggevlogen;
- een vogelaar zou zich hebben gestoord aan een fotograaf die vanuit zijn auto al uren achter een strandplevier aan reed, om hem te fotograferen;
- een vogelaar had zich gestoord aan een fotograaf op Lesbos, die zijn schuiltentje had opgezet op tweehonderd meter van een nest van een steltkluut. Ja, na een paar dagen was de kluut op stelten natuurlijk vertrokken.
Fotograaf vs. vogelaar en vogelaar vs. fotograaf. De praktijk is echter ingewikkelder. De één voelt zich een vogelaar, de ander een fotograaf. Weer een ander voelt zich een fotograferende vogelaar en dan zijn er natuurlijk ook vogelende fotografen! Om maar te zwijgen over die mensen die naast fotograferen en vogelen ook nog eens ringen, inventariseren, trektellen, etc., etc.
Het verhaal van de kabouter met zijn pot en zijn ketel is natuurlijk maar een sprookje. Toch heeft dit sprookje een moraal: kijk niet te veel naar een ander, omdat je zelf net zo veel, of wellicht zelfs nog meer, tekortkomingen hebt. Omdat ik vogelaar, fotograaf, soms assistent ringer, trekteller, etc. ben, voel ik me dubbel en dwars aangesproken. Ik zal daarom mijn leven beteren...