De goedlachse doktersassistente vraagt me of ik de prik in mijn bil of in mijn arm wil. Tja... wat moet je daarop antwoorden?
's Winters twee jaar geleden hing ik in een boom onder mijn flat een bosuilenkast op, omdat ik dol ben op uilen en op nestkasten. Als ik langs mijn nestkast fiets voelt dat, hebberig als ik ben, of die boom, of eigenlijk het hele plantsoen, van mij is...
Om deze nestkast ben ik behoorlijk uitgelachen, want wie verwacht er in stedelijk Rotterdam een bosuil? Zonder dat ik het liet merken vond ik het ophangen van mijn bosuilenkast, waarbij ik tijdens het ophangen nog bijna uit de boom pletterde, zelf ook wel een beetje naïef. Maar goed, die kast hing er en ik was er blij mee als ik er dagelijks langs fietste. Het eerste voorjaar broedde een paartje kauwen in mijn stulpje en dat vond ik al een hele genoegdoening voor al het hoongelach dat mij ten deel was gevallen.
Deze winter, ik zal het moment niet snel vergeten, kijk ik met mijn verrekijker vanaf mijn appartement naar mijn fier hangende bosuilenkast. Tot mijn eigen verbazing kijk ik recht in de giechel van een bosuil! Wie had dat gedacht! Als ik heel eerlijk ben, ik eigenlijk niet.
Ik kan 'mijn' bosuil goed bekijken omdat ik vanaf mijn balkon schuin in de nestkast kijk. Dit alles ontgaat de vele tientallen mensen die dagelijks vanaf de grond mijn nestkast passeren en dat vind ik prima. De bosuil zie ik dagelijks en ik ben zo trots als een pauw. Als het bosuilenbroedseizoen op beginnen staat, drogen mijn bosuilenwaarnemingen spijtig genoeg langzaam op. Jammer, volgend jaar wellicht weer een kans?
Als rasechte vogelaar is mijn verrekijker nooit ver weg, je weet nooit wat er langs komt vliegen, en zo kijk ik op een zonnige zaterdagavond weer eens in de nestkast. Tot mijn verbazing zie ik een jonge bosuil in de opening van de nestkast! De bosuilen zijn mij te slim af geweest!
Was ik al trots als een pauw door de aanwezigheid van de uilen, nu is papa Chris zo trots als een hond met zeven 'je weet wel'! Omdat ik 'mijn kindje' inschat als 'op uitvliegen' komt Norman de volgende dag een ringsessie uitvoeren. "Ik reken op minimaal zes jongen, voor minder stap ik niet in de auto," zegt Norman streng, maar als ik met knikkende knieën (in verband met mijn hoogtevrees op ladders) de kast open, weet ik maar één uilskuiken uit de Vivara-kast te toveren. Norman lacht me tijdens het ringen uit omdat ik een berenmuts draag. Ik ben namelijk panisch voor een aanval van ma of pa bosuil en ook, niet in de laatste plaats, voor eventuele teken die ongemerkt in mijn haar zouden kunnen kruipen. De berenmuts voorkomt dit hopelijk.
Het ringen verloopt voorspoedig op een klein incidentje na. De jonge bosuil weet tot bloedens toe drie nagels in mijn linkerhand te zetten. Dit doet nauwelijks pijn, maar het doet mij wel besluiten de volgende ochtend een tetanusprik te halen.
De goedlachse doktersassistente vraagt me of ik de prik in mijn bil of in mijn arm wil. Preuts als ik ben vraag ik haar om in mijn arm te prikken. Toch overtuigt ze mij voor mijn rechter bil te gaan omdat dit minder pijnlijk zou zijn. De vrolijke assistente weet de pijn inderdaad tot een minimum te beperken en een beetje gegeneerd en met mijn broek nog op mijn knieën bedank ik de aardige assistente voor haar vlijt.
Ja, je moet er wat voor over hebben om vader te zijn...