Als vogelfotograaf zit het soms mee en ook wel eens tegen. Omdat ik twee kuifduikers driemaal op een haar na misloop, verwacht je dat het me tegenzit. Net door een bootje verjaagd, juist opgevlogen en gewoon een keer pleite. Steeds ben ik net te laat. Toch zit het me mee, want uiteindelijk vind ik het duikende stel weer terug op de oorspronkelijke locatie.
De één is al bijna in zomerkleed, de ander nog in winterkleed. En wat blijkt, ze zoeken het liefst voedsel vlak onder de kant. Dat voedsel kan een grondel zijn, of een lokaal torretje. Nou, dan ga ik plat op het buikje liggen om foto’s te maken vanaf een laag camerastandpunt.
Niets geen tegenlicht dit keer, geen ‘less is more’, gewoon ordinair vol in beeld. Ruim drie uur besteed ik aan deze fotogenieke fuutjes. Eerst is er een geinig wolkendek, daarna wat harder licht, om af te sluiten met een laag zonnetje. Wat wil je nog meer?
De fuutjes vertonen geen teken van schuwheid, alleen als een hond passeert. Woef, woef! Dan zwemmen ze weg van de kant. Een hondenbezitter vraagt me hoe hij heet. En hij wijst naar de vogel in zomerkleed. Ik zeg: Hans. Om vervolgens uit te leggen dat het hier een kuifduiker betreft.
In de loop van de tijd komen zo’n beetje alle lokale vogelfotografen hun slag slaan. Een allervriendelijkste natuurfotograaf uit Ede sluit zich bij ons aan. Hij is verrukt met de kuifduikers, maar pas echt blij wordt hij als een lokale krooneend oppopt. Daar slaan we in Ede elkaar de hersens voor in, zegt de Gelderlander. Nou, doe dat maar niet, het is bijna Pasen hé.
Een zwarte zee-eend, een binnenlandse zeldzaamheid, midden op de plas, maakt het paasfeest compleet.
Wat beelden van de dagen er na: